Uitvoering

Beleid, evaluatie en
monitoring

Werken in een beleidscyclus

Als de Omgevingswet is ingevoerd, gaan we op een andere manier plannen maken dan we daarvoor deden. Voorheen werkten we met aparte bestemmingsplannen en structuurvisies voor gebieden, met een einddatum. Waarna nieuwe ambities en plannen voor een los gebied werden geformuleerd. Nu denken en werken we vanuit één Omgevingsvisie voor het hele gebied, welke sturing en richting geeft voor alle specifieke omgevingsplannen. We gaan denken en werken in een beleidscyclus. Deze cyclus staat nooit stil. Daardoor kunnen we onze plannen steeds aanpassen aan actuele vragen. Hieronder hebben we een plaatje opgenomen van de beleidscyclus. De beleidscyclus start met de Omgevingsvisie. De cyclus start namelijk bij ambities en wensen. Die vertalen we in programma’s, in het Omgevingsplan en uiteindelijk in de vergunningverlening.


De beleidscyclus van de Omgevingswet

We starten met de beleidsontwikkeling met:
De Omgevingsvisie, visie en opgaven en het Programma, uitwerking beleid maatregelen.

Vervolgens de beleidsdoorwerking met het Omgevingsplan, regels fysieke leefomgeving.

Vervolgens de uitvoering met:
Activiteiten, algemene regels en de Omgevingsvergunning, toetsing en Toezicht

Vervolgens de terugkoppeling met Handhaving en monitoring en evaluatie.
Terugkoppeling
Handhaving
Monitoring en evaluatie

Monitoring van de Omgevingsvisie

De insteek van de Omgevingswet is dat beleidsstukken integraal worden opgesteld, steeds actueel zijn en worden bijgesteld. Ook de Omgevingsvisie moet altijd ‘bij de tijd’ zijn. Daarom monitoren we tussentijds de Omgevingsvisie en passen deze zo nodig aan. Dat doen we door iedere twee jaar een nieuwe leefomgevingsfoto (zie onderdeel 5) te maken. Door de leefomgevingsfoto’s vervolgens over elkaar te leggen krijgen we een goed beeld van de veranderingen in de leefomgeving. Daardoor kunnen we zien waar we op koers liggen om onze ambities te realiseren. Ook zien we dan waar aanvullende acties nodig zijn. Door die tweejaarlijkse leefomgevingsfoto gaat de beleidscyclus draaien. Overigens, als we tussendoor met een belangrijke, soms onverwachte, ontwikkeling te maken krijgen, kan het zijn dat we genoodzaakt zijn om al eerder ons beleid bij te stellen. Dat is ook altijd mogelijk.

Samenhang tussen Omgevingsvisie, Programma’s en Omgevingsplan

Programma's

In deze Omgevingsvisie leest u over onze ambities. Om ambities om te zetten in tastbare resultaten gebruiken we na invoering van de Omgevingswet het instrument ‘Programma’. Het Programma is (net zoals de omgevingsvisie), een instrument voor beleidsontwikkeling. De Omgevingsvisie is echter één integraal, samenhangend strategisch plan over de fysieke leefomgeving. Het Programma kan worden gezien als een concrete uitwerking van de Omgevingsvisie. In een Programma geven we concreet aan hoe we een bepaald doel willen bereiken en waarmee dat wordt gemeten. Programma’s zijn dus niet integraal en kunnen speciaal voor een (deel)gebied of een bepaald milieuthema worden gemaakt.

Het ligt voor de hand dat we als vervolg op deze Omgevingsvisie een of meerdere Programma’s zullen opstellen. Op termijn willen we al ons sectorale beleid ‘Omgevingswet-proof’ maken. Dat doen we:

  • door de strategische componenten uit het sectorale beleid te verwerken in de Omgevingsvisie;
  • en de uitvoeringsaspecten uit het sectorale beleid onder te brengen in Programma’s.

Omgevingsplan

Het Omgevingsplan is de opvolger van het bestemmingsplan. In het Omgevingsplan leggen we de bestaande situatie en de bestaande waarden vast. In het Omgevingsplan geven we ook kaders voor bijvoorbeeld wat u mag bouwen. Ook vindt u in het Omgevingsplan regels over het gebruik van gronden en gebouwen. We zorgen dat het Omgevingsplan een uitwerking is van deze Omgevingsvisie.

Het Omgevingsplan is er nog niet. Als de Omgevingswet ingaat (in juli 2022), worden de bestaande bestemmingsplannen samengevoegd en omgedoopt tot het ‘tijdelijke gemeentelijke Omgevingsplan’. De gemeente heeft daarna tot 2029 om een Omgevingsplan te maken dat aan alle eisen voldoet.

Samenhang met milieubeginselen

Milieu is een thema dat van oudsher centraal geregeld is en waarbij in de laatste decennia ook de Europese Unie een grotere rol is gaan spelen. In Europees verband zijn de zogenoemde vier milieubeginselen vastgelegd. Dit zijn afspraken over de manier waarop we zorgen voor ons milieu. Deze milieubeginselen, welke letterlijk zijn overgenomen uit het milieubeleid van de Europese Unie, staan in artikel 3.3 van de Omgevingswet en luiden:

  • Het voorzorgsbeginsel. Dit betekent dat (vergunningsplichtige) activiteiten kunnen worden voorkomen als er goede redenen zijn om te vrezen dat de betreffende activiteit negatieve gevolgen kan hebben voor het milieu.
  • Het beginsel van preventief handelen. Dit betekent dat milieuvervuiling zoveel als mogelijk dient te worden voorkomen.
  • Het beginsel van bestrijding aan de bron. Dit betekent dat bij een negatief gevolg als eerste dient te worden gekeken of er iets bij of in de directe omgeving van de activiteit zelf kan worden veranderd.
  • Het beginsel de vervuiler betaalt. Dit betekent dat degene die de activiteit uitvoert ook moet betalen voor het voorkomen of opruimen van de negatieve gevolgen.

In de Omgevingswet staat dat de Omgevingsvisie moet laten zien hoe we als gemeente omgaan met de vier milieubeginselen. Naast het werken binnen de nationale en Europese kaders op het gebied van milieu krijgen gemeenten meer ruimte voor het stellen van kwaliteitsnormen voor het milieu. Het Rijk stelt hiervoor inhoudelijke kaders in de vorm van instructieregels. Die kunnen een standaardnorm en een bandbreedte meegeven (op het gebied van lucht, geluid, externe veiligheid, trilling, geur van veehouderijen en bodem). Eventuele gebiedsgerichte normen bewegen zich aldus altijd binnen wettelijke bandbreedtes.

Als gemeente hebben we kennis van de vier milieubeginselen en beschouwen we milieu als een integraal onderdeel van de fysieke leefomgeving. Vanuit dit oogpunt hanteert de gemeente Westerveld de volgende uitgangspunten:

  • De door de Rijksoverheid wettelijk vastgestelde kwaliteitseisen vormen het minimale niveau voor de gemeente Westerveld. Daar waar afwegingsruimte beschikbaar is vanuit milieu, hanteren we voornamelijk het ‘ja, mits’ uitgangspunt. Met als doel dat meer functies in elkaars nabijheid kunnen voorkomen, zonder beperkingen op te leveren.
  • De milieukwaliteit wordt per saldo niet onevenredig aangetast. Onevenredige aantasting van milieukwaliteit treedt op als wettelijke normen worden overschreden. Tussen aantasting en onevenredige aantasting van de milieukwaliteit ligt delicate afwegingsruimte. Daar waar deze afwegingsruimte bij de gemeente ligt, wordt een integrale benadering van belangen gevraagd. Waar nodig én mogelijk wordt de milieukwaliteit verbeterd;
  • Bij de bescherming en de verbetering van de milieukwaliteit zoeken naar synergie met ruimtelijke ontwikkelingen en andere beleidsvelden;
  • Gebiedsgericht milieubeleid: de milieukwaliteit in een gebied is passend voor de functie van dat gebied. Dit kan betekenen dat we gebiedsgerichte normen zullen overwegen en/of opleggen. Het mengpaneel binnen de Omgevingswet kan ons in staat stellen om op sommige milieuaspecten wat strenger en op andere wat minder strenge regels te hanteren (waarbij bedacht dient te worden dat de bandbreedtes in de Omgevingswet zodanig zijn gekozen dat altijd sprake blijft van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat). Het mengpaneel kan ons helpen gebiedsgerichte doelen te halen. Dit vraag te allen tijde nadere uitwerking, waarbij de Omgevingsvisie de grondslag vormt.
  • We bieden ruimte om te experimenteren. We laten nieuwe ontwikkelingen onder voorwaarden toe en monitoren daarbij de milieukwaliteit nauwgezet om zo nodig in een lader stadium bij te kunnen stellen. Deze variant leent zich voor tijdelijke en/of flexibele ruimtelijke initiatieven binnen een gebied met een dynamisch karakter.
  • Bij een ruimtelijk initiatief zou de mogelijkheid kunnen worden onderzocht om sturing door middel van milieuzoneringen te vervangen door sturing van functies op de daadwerkelijke milieubelasting die ze hebben. Dat biedt voor bedrijven die investeren op duurzaamheid meer kansen.

Belangrijke constatering is dat de gemeente (nu en straks) de milieukwaliteitseisen op Rijksniveau hanteert. Het is voor een Omgevingsvisie echter een te hoog detailniveau om normen op te nemen. Dit komt aan bod bij de nadere uitwerking in Programma’s.



Effecten op het milieu

Om de gevolgen voor het milieu in beeld te brengen, worden zogenaamde milieueffectrapportages (MER) opgesteld. Voor deze Omgevingsvisie is geen milieueffectrapport (MER) gemaakt. Die keuze is gemaakt op basis van de antwoorden op deze vragen:


1. Is de Omgevingsvisie kaderstellend voor toekomstige m.e.r.-(beoordelings)plichtige-activiteiten?

2. Leidt de Omgevingsvisie tot significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van nabijgelegen Natura 2000-gebieden?

Wat betreft deze vraag geldt dat de omgevingsvisie onvoldoende concrete uitspraken doet. Er worden geen locaties voor woningbouw of woningaantallen vastgelegd. Op deze punten is nadere studie en uitwerking nodig. Of er sprake is van negatieve effecten in omliggende Natura 2000-gebieden is derhalve afhankelijk van de precieze locatie van een ontwikkeling en van de aard en omvang van de ontwikkeling.

Het antwoord op de tweede vraag is daarom eveneens ontkennend: de Omgevingsvisie leidt niet tot significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van nabijgelegen Natura 2000-gebieden.


3. Overige overwegingen

Bedacht dient te worden dat deze Omgevingsvisie voor een belangrijk deel is gebaseerd op bestaande beleidsdocumenten, waarover de raad reeds eerder een besluit heeft genomen. Te denken valt aan de Woonvisie, de Structuurvisie en de Kadernota Buitengebied. Daarnaast is er de Leefomgevingsfoto (zie onderdeel 5). In de Leefomgevingsfoto zijn diverse milieuthema’s tegen het licht gehouden. Gebleken is dat er in de huidige situatie geen milieuknelpunten zijn. De huidige staat van de Leefomgeving is goed.


Conclusie

Op basis van de vragen 1 en 2 luidt de conclusie dat de Omgevingsvisie niet plan m.e.r.-plichtig is.


Samenhang met de Wet voorkeursrecht

Wanneer meer ruimte wordt geboden aan organische gebiedsontwikkeling en initiatieven van burgers en bedrijven is het belangrijk dat die ruimte niet leidt tot speculatief gedrag en een stijging van de grondprijzen door het meermaals doorverkopen van de grond. Het vestigen van een voorkeursrecht kan daarbij helpen, omdat het doorverkopen van de grond zonder dat dit bijdraagt aan de beoogde ontwikkeling daarmee wordt tegengegaan. Als gemeente kunnen we een zogenaamd ‘voorkeursrecht’ vestigen op gronden van anderen. Besluit een eigenaar tot verkoop, dan wordt die grond eerst aan de gemeente aangeboden. De gemeente mag de grond daardoor als eerste aankopen. Hiermee kan de gemeente waarborgen dat bepaalde gronden – bijvoorbeeld op basis van de beoogde koers van de Omgevingsvisie - een andere toekomstige functie krijgen.

De Omgevingswet biedt meerdere grondslagen om een voorkeursrecht te kunnen vestigen. Een Omgevingsvisie kan een van de vestigingsgrondslagen zijn, maar ook gedacht kan worden aan een programma of omgevingsplan of een zelfstandig besluit van de gemeenteraad op basis van ruimtelijke plannen of een voornemen hiertoe.

De Wvg vervalt zodra de Omgevingswet in werking treedt. De regels over het voorkeursrecht uit de Wet voorkeursrecht gemeenten (Wvg) gaan – via de Aanvullingswet grondeigendom - over naar de Omgevingswet in de vorm van de regeling voorkeursrecht.


Uitvoeringsagenda

In deze Omgevingsvisie hebben we op papier de koers voor Westerveld uitgezet. Maar natuurlijk willen we dat de visie straks ook in de praktijk wordt uitgevoerd. Alleen dan worden onze ambities immers werkelijkheid! Een uitvoeringsparagraaf is daarom een verplicht onderdeel van de omgevingsvisie. De gemeente moet in de uitvoeringsparagraaf aangeven op welke manier de visie wordt gerealiseerd. Hieronder hebben we een overzicht opgenomen van de projecten die in deze Omgevingsvisie worden benoemd.

Samenhang met lopende trajecten

Niet alle ambities en acties zijn nieuw. Veel van de genoemde acties en doelen worden al opgepakt en uitgevoerd vanuit lopende trajecten. De Samenlevingsagenda kan daarbij niet ongenoemd blijven. Een aantal van de hieronder genoemde acties en doelen sluit daar namelijk volledig bij aan. Zo worden in de Samenlevingsagenda aspecten benoemd als:

  • het verbeteren van de mobiliteit en bereikbaarheid;
  • het vasthouden van jongeren;
  • Westerveld als de beweegtuin van het noorden;
  • Behoud van dorpshuizen;
  • Westerveld als gezonde omgeving.

Op deze manier wordt via meerdere sporen uitwerking gegeven aan onze ambities en doelen.


 Toelichting rollen

Onze doelen en ambities kunnen we niet alleen behalen. Soms gaan onze doelen verder dan onze gemeentelijke taak, ons gemeentelijk eigendom of onze gemeentelijke bevoegdheid. Daarnaast hebben we als gemeente moeten prioriteren om een realistische uitvoeringsagenda te verkrijgen. Hierbij is gelet op de (maatschappelijke)urgentie en de mate van algemeen belang voor de gemeente. In het verleggen van rollen zien we als gemeente ook een vorm van prioritering. We nodigen externe partijen op bepaalde doelen en ambities uit om een voortrekkers rol te pakken. Op die manier beogen we om binnen eenzelfde termijn meer voor elkaar te krijgen. Dit vraagt om een nauwe samenwerking met de samenleving en stakeholders.

Realisatie door de gemeente 
Dit houdt dat in dat de gemeente primair aan zet is om het doel binnen de gestelde termijn te behalen. Dit betekent echter niet altijd in dat de gemeente dit alleen uitvoert. Op onderdelen is de gemeente afhankelijk van externe partijen. Die externe partijen kunnen bedrijven zijn, maar ook zorg- en onderwijsinstellingen, maatschappelijke partners, andere overheden en private groepen zoals bewoners(groepen) en dorpsverenigingen.

Wat de gemeente doet om deze doelen en ambities – al dan niet in gezamenlijkheid - te behalen is aangegeven in de kolom ‘rol gemeente’.

Realisatie door externe partijen/maatschappelijke initiatieven
Daar waar de regierol bij de externe partijen wordt gelegd (zie kolom ‘regie bij) neemt de gemeente geen initiërende rol, maar worden externe partijen uitgenodigd om deze rol te pakken. De gemeente zal – naar gelang de opgave – daarbij een stimulerende, ondersteunende of faciliterende rol pakken waar nodig (zie kolom ‘rol gemeente’).


Toelichting termijn

In de Uitvoeringsagenda worden verschillende termijnen genoemd: kort, middellang en lang. Deze kunnen als volgt worden geconcretiseerd:

  • Kort:                      1 tot 5 jaar
  • Middellang:          5 tot 10 jaar
  • Lang:                     langer dan 10 jaar

De Omgevingsvisie beweegt zich op meerdere schaal- en detailniveaus, van globaal tot meer concreet. Als aanvulling op de uitvoeringsagenda van paragraaf 4.7 wordt een uitnodigingskader geschept voor enkele meer concrete ruimtelijke initiatieven, waarbij we nadrukkelijk een rol voor de externe partijen zien. Als gemeente willen we daarmee ruimte bieden aan de samenleving om eigenaarschap en invulling te geven aan de fysieke leefomgeving.

We zien graag dat minimaal één passantenplek voor campers wordt gerealiseerd als kwalitatieve uitvalsbasis voor een paar mooie dagen in onze gemeente.

... een bedrijvig en gastvrij Westerveld

Lopende het project Vitale Vakantieparken zien we binnen twee jaar graag tenminste 10 zogenaamde ‘pauze-woningen’ gerealiseerd als antwoord op illegale bewoning van recreatiewoningen

... een bedrijvig en gastvrij Westerveld

We zien graag dat binnen de gemeente minimaal één collectief voedselbos wordt gerealiseerd

We zijn een dynamische innovatieve gemeente

We zien graag dat binnen twee jaar minimaal 15 Tiny Houses worden gerealiseerd

... een leefbaar en inclusief Westerveld

We zien graag dat voor 2026 minimaal 10 off-grid woningen worden gerealiseerd, waarbij we het initiatief zien ontstaan vanuit de samenleving.

... een herkenbaar en toekomstgericht Westerveld

Kostenverhaal

Bovenplanse verevening

Het totaal aan projecten moet er voor zorgen dat de gemeente Westerveld een goede woon-, werk-, en recreatiegemeente is en blijft. De condities en programmamogelijkheden daarvoor zijn niet voor alle projecten gelijk. Deze verschillen kunnen tot gevolg hebben dat sommige projecten een negatief planresultaat hebben, terwijl andere locaties daardoor een extra positief resultaat kunnen hebben. Door bovenplanse verevening ontstaat de mogelijkheid om tekorten op de ene locatie te verrekenen met overschotten op een andere locatie. Het is daarbij wel verplicht een fonds in te stellen (of gebruik te maken van bestaande fondsen). Zonder een Omgevingsvisie is kostenverhaal van bovenplanse kosten niet mogelijk.

De gemeente Westerveld wil, wanneer daarvoor aanleiding is, positieve en negatieve grondexploitatieresultaten tussen plannen met een duidelijk onderlinge relatie met elkaar verevenen. Verevening vindt plaats via een fonds dat gevoed wordt vanuit de plannen met een positief exploitatieresultaat.


Financiële bijdrage aan ruimtelijke ontwikkelingen

Wanneer een grondeigenaar de gemeente verzoekt om de bestemming van zijn grond te wijzigen, dan mag de gemeente haar medewerking afhankelijk stellen van de mate waarin deze eigenaar bereid is een bijdrage te leveren aan de kosten voor ruimtelijke ontwikkelingen in de gemeente. Ruimtelijke ontwikkelingen zijn bijvoorbeeld, waterberging, natuur en recreatie of de opwek van hernieuwbare energie zijn voorbeelden van ruimtelijke ontwikkelingen. De transformatie van recreatieparken naar wonen is één van de door de Omgevingswet wettelijk aangewezen activiteiten waarvoor verevening met de kosten voor een ruimtelijke ontwikkeling mag plaatsvinden.

De gemeente Westerveld gaat, mede op basis van deze Omgevingsvisie door met het doen van investeringen die bijdragen aan een algemene verbetering van de woon-, leef-, werk- en recreatieve kwaliteiten. Het betreft bijvoorbeeld investeringen gericht op:

  • de belevingskwaliteit van de woonomgeving (uitzicht, groen, water en de inrichting van de openbare ruimte);
  • de functionele kwaliteiten van de woonomgeving (parkeren, sporten, spelen, wandelen, bereikbaarheid en basisvoorzieningen);
  • de sociale kwaliteiten van de woonomgeving (sociale veiligheid, buurtcontact en het verminderen van overlast);
  • de bereikbaarheid van woningen, voorzieningen en bedrijvigheid voor inwoners, ondernemers en toeristen;
  • het imago, de uitstraling en de aantrekkelijkheid van Westerveld als recreatiegemeente, waardoor toeristen verleid worden om langer te verblijven en bestedingen te verrichten.

De gemeente wil de investeringen in de aanleg van maatschappelijke functies en de uitvoering van reconstructies in het stedelijk en landelijk gebied mede bekostigen door, op basis van vrijwilligheid en in de gevallen waarin de wet dat toe staat, een financiële bijdrage te vragen.


Uitvoering

Beleid, evaluatie en
monitoring

We zien graag dat minimaal één passantenplek voor campers wordt gerealiseerd als kwalitatieve uitvalsbasis voor een paar mooie dagen in onze gemeente.

... een bedrijvig en gastvrij Westerveld

Lopende het project Vitale Vakantieparken zien we binnen twee jaar graag tenminste 10 zogenaamde ‘pauze-woningen’ gerealiseerd als antwoord op illegale bewoning van recreatiewoningen

Als de Omgevingswet is ingevoerd, gaan we op een andere manier plannen maken dan we daarvoor deden. Voorheen werkten we met aparte bestemmingsplannen en structuurvisies voor gebieden, met een einddatum. Waarna nieuwe ambities en plannen voor een los gebied werden geformuleerd. Nu denken en werken we vanuit één Omgevingsvisie voor het hele gebied, welke sturing en richting geeft voor alle specifieke omgevingsplannen. We gaan denken en werken in een beleidscyclus. Deze cyclus staat nooit stil. Daardoor kunnen we onze plannen steeds aanpassen aan actuele vragen. Hieronder hebben we een plaatje opgenomen van de beleidscyclus. De beleidscyclus start met de Omgevingsvisie. De cyclus start namelijk bij ambities en wensen. Die vertalen we in programma’s, in het Omgevingsplan en uiteindelijk in de vergunningverlening.


... een bedrijvig en gastvrij Westerveld

We zien graag dat binnen de gemeente minimaal één collectief voedselbos wordt gerealiseerd

We zijn een dynamische innovatieve gemeente

We zien graag dat binnen twee jaar minimaal 15 Tiny Houses worden gerealiseerd

... een leefbaar en inclusief Westerveld

We zien graag dat voor 2026 minimaal 10 off-grid woningen worden gerealiseerd, waarbij we het initiatief zien ontstaan vanuit de samenleving.

Werken in een beleidscyclus

... een herkenbaar en toekomstgericht Westerveld

De beleidscyclus van de Omgevingswet

We starten met de beleidsontwikkeling met:
De Omgevingsvisie, visie en opgaven en het Programma, uitwerking beleid maatregelen.

Vervolgens de beleidsdoorwerking met het Omgevingsplan, regels fysieke leefomgeving.

Vervolgens de uitvoering met:
Activiteiten, algemene regels en de Omgevingsvergunning, toetsing en Toezicht

Vervolgens de terugkoppeling met Handhaving en monitoring en evaluatie.
Terugkoppeling
Handhaving
Monitoring en evaluatie

Monitoring van de Omgevingsvisie

De insteek van de Omgevingswet is dat beleidsstukken integraal worden opgesteld, steeds actueel zijn en worden bijgesteld. Ook de Omgevingsvisie moet altijd ‘bij de tijd’ zijn. Daarom monitoren we tussentijds de Omgevingsvisie en passen deze zo nodig aan. Dat doen we door iedere twee jaar een nieuwe leefomgevingsfoto (zie onderdeel 5) te maken. Door de leefomgevingsfoto’s vervolgens over elkaar te leggen krijgen we een goed beeld van de veranderingen in de leefomgeving. Daardoor kunnen we zien waar we op koers liggen om onze ambities te realiseren. Ook zien we dan waar aanvullende acties nodig zijn. Door die tweejaarlijkse leefomgevingsfoto gaat de beleidscyclus draaien. Overigens, als we tussendoor met een belangrijke, soms onverwachte, ontwikkeling te maken krijgen, kan het zijn dat we genoodzaakt zijn om al eerder ons beleid bij te stellen. Dat is ook altijd mogelijk.

Samenhang tussen Omgevingsvisie, Programma’s en Omgevingsplan

Programma's

In deze Omgevingsvisie leest u over onze ambities. Om ambities om te zetten in tastbare resultaten gebruiken we na invoering van de Omgevingswet het instrument ‘Programma’. Het Programma is (net zoals de omgevingsvisie), een instrument voor beleidsontwikkeling. De Omgevingsvisie is echter één integraal, samenhangend strategisch plan over de fysieke leefomgeving. Het Programma kan worden gezien als een concrete uitwerking van de Omgevingsvisie. In een Programma geven we concreet aan hoe we een bepaald doel willen bereiken en waarmee dat wordt gemeten. Programma’s zijn dus niet integraal en kunnen speciaal voor een (deel)gebied of een bepaald milieuthema worden gemaakt.

Het ligt voor de hand dat we als vervolg op deze Omgevingsvisie een of meerdere Programma’s zullen opstellen. Op termijn willen we al ons sectorale beleid ‘Omgevingswet-proof’ maken. Dat doen we:

  • door de strategische componenten uit het sectorale beleid te verwerken in de Omgevingsvisie;
  • en de uitvoeringsaspecten uit het sectorale beleid onder te brengen in Programma’s.

Omgevingsplan

Het Omgevingsplan is de opvolger van het bestemmingsplan. In het Omgevingsplan leggen we de bestaande situatie en de bestaande waarden vast. In het Omgevingsplan geven we ook kaders voor bijvoorbeeld wat u mag bouwen. Ook vindt u in het Omgevingsplan regels over het gebruik van gronden en gebouwen. We zorgen dat het Omgevingsplan een uitwerking is van deze Omgevingsvisie.

Het Omgevingsplan is er nog niet. Als de Omgevingswet ingaat (in juli 2022), worden de bestaande bestemmingsplannen samengevoegd en omgedoopt tot het ‘tijdelijke gemeentelijke Omgevingsplan’. De gemeente heeft daarna tot 2029 om een Omgevingsplan te maken dat aan alle eisen voldoet.

Samenhang met milieubeginselen

Milieu is een thema dat van oudsher centraal geregeld is en waarbij in de laatste decennia ook de Europese Unie een grotere rol is gaan spelen. In Europees verband zijn de zogenoemde vier milieubeginselen vastgelegd. Dit zijn afspraken over de manier waarop we zorgen voor ons milieu. Deze milieubeginselen, welke letterlijk zijn overgenomen uit het milieubeleid van de Europese Unie, staan in artikel 3.3 van de Omgevingswet en luiden:

  • Het voorzorgsbeginsel. Dit betekent dat (vergunningsplichtige) activiteiten kunnen worden voorkomen als er goede redenen zijn om te vrezen dat de betreffende activiteit negatieve gevolgen kan hebben voor het milieu.
  • Het beginsel van preventief handelen. Dit betekent dat milieuvervuiling zoveel als mogelijk dient te worden voorkomen.
  • Het beginsel van bestrijding aan de bron. Dit betekent dat bij een negatief gevolg als eerste dient te worden gekeken of er iets bij of in de directe omgeving van de activiteit zelf kan worden veranderd.
  • Het beginsel de vervuiler betaalt. Dit betekent dat degene die de activiteit uitvoert ook moet betalen voor het voorkomen of opruimen van de negatieve gevolgen.

In de Omgevingswet staat dat de Omgevingsvisie moet laten zien hoe we als gemeente omgaan met de vier milieubeginselen. Naast het werken binnen de nationale en Europese kaders op het gebied van milieu krijgen gemeenten meer ruimte voor het stellen van kwaliteitsnormen voor het milieu. Het Rijk stelt hiervoor inhoudelijke kaders in de vorm van instructieregels. Die kunnen een standaardnorm en een bandbreedte meegeven (op het gebied van lucht, geluid, externe veiligheid, trilling, geur van veehouderijen en bodem). Eventuele gebiedsgerichte normen bewegen zich aldus altijd binnen wettelijke bandbreedtes.

Als gemeente hebben we kennis van de vier milieubeginselen en beschouwen we milieu als een integraal onderdeel van de fysieke leefomgeving. Vanuit dit oogpunt hanteert de gemeente Westerveld de volgende uitgangspunten:

  • De door de Rijksoverheid wettelijk vastgestelde kwaliteitseisen vormen het minimale niveau voor de gemeente Westerveld. Daar waar afwegingsruimte beschikbaar is vanuit milieu, hanteren we voornamelijk het ‘ja, mits’ uitgangspunt. Met als doel dat meer functies in elkaars nabijheid kunnen voorkomen, zonder beperkingen op te leveren.
  • De milieukwaliteit wordt per saldo niet onevenredig aangetast. Onevenredige aantasting van milieukwaliteit treedt op als wettelijke normen worden overschreden. Tussen aantasting en onevenredige aantasting van de milieukwaliteit ligt delicate afwegingsruimte. Daar waar deze afwegingsruimte bij de gemeente ligt, wordt een integrale benadering van belangen gevraagd. Waar nodig én mogelijk wordt de milieukwaliteit verbeterd;
  • Bij de bescherming en de verbetering van de milieukwaliteit zoeken naar synergie met ruimtelijke ontwikkelingen en andere beleidsvelden;
  • Gebiedsgericht milieubeleid: de milieukwaliteit in een gebied is passend voor de functie van dat gebied. Dit kan betekenen dat we gebiedsgerichte normen zullen overwegen en/of opleggen. Het mengpaneel binnen de Omgevingswet kan ons in staat stellen om op sommige milieuaspecten wat strenger en op andere wat minder strenge regels te hanteren (waarbij bedacht dient te worden dat de bandbreedtes in de Omgevingswet zodanig zijn gekozen dat altijd sprake blijft van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat). Het mengpaneel kan ons helpen gebiedsgerichte doelen te halen. Dit vraag te allen tijde nadere uitwerking, waarbij de Omgevingsvisie de grondslag vormt.
  • We bieden ruimte om te experimenteren. We laten nieuwe ontwikkelingen onder voorwaarden toe en monitoren daarbij de milieukwaliteit nauwgezet om zo nodig in een lader stadium bij te kunnen stellen. Deze variant leent zich voor tijdelijke en/of flexibele ruimtelijke initiatieven binnen een gebied met een dynamisch karakter.
  • Bij een ruimtelijk initiatief zou de mogelijkheid kunnen worden onderzocht om sturing door middel van milieuzoneringen te vervangen door sturing van functies op de daadwerkelijke milieubelasting die ze hebben. Dat biedt voor bedrijven die investeren op duurzaamheid meer kansen.

Belangrijke constatering is dat de gemeente (nu en straks) de milieukwaliteitseisen op Rijksniveau hanteert. Het is voor een Omgevingsvisie echter een te hoog detailniveau om normen op te nemen. Dit komt aan bod bij de nadere uitwerking in Programma’s.



Effecten op het milieu

Om de gevolgen voor het milieu in beeld te brengen, worden zogenaamde milieueffectrapportages (MER) opgesteld. Voor deze Omgevingsvisie is geen milieueffectrapport (MER) gemaakt. Die keuze is gemaakt op basis van de antwoorden op deze vragen:


1. Is de Omgevingsvisie kaderstellend voor toekomstige m.e.r.-(beoordelings)plichtige-activiteiten?

2. Leidt de Omgevingsvisie tot significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van nabijgelegen Natura 2000-gebieden?

Wat betreft deze vraag geldt dat de omgevingsvisie onvoldoende concrete uitspraken doet. Er worden geen locaties voor woningbouw of woningaantallen vastgelegd. Op deze punten is nadere studie en uitwerking nodig. Of er sprake is van negatieve effecten in omliggende Natura 2000-gebieden is derhalve afhankelijk van de precieze locatie van een ontwikkeling en van de aard en omvang van de ontwikkeling.

Het antwoord op de tweede vraag is daarom eveneens ontkennend: de Omgevingsvisie leidt niet tot significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van nabijgelegen Natura 2000-gebieden.


3. Overige overwegingen

Bedacht dient te worden dat deze Omgevingsvisie voor een belangrijk deel is gebaseerd op bestaande beleidsdocumenten, waarover de raad reeds eerder een besluit heeft genomen. Te denken valt aan de Woonvisie, de Structuurvisie en de Kadernota Buitengebied. Daarnaast is er de Leefomgevingsfoto (zie onderdeel 5). In de Leefomgevingsfoto zijn diverse milieuthema’s tegen het licht gehouden. Gebleken is dat er in de huidige situatie geen milieuknelpunten zijn. De huidige staat van de Leefomgeving is goed.


Conclusie

Op basis van de vragen 1 en 2 luidt de conclusie dat de Omgevingsvisie niet plan m.e.r.-plichtig is.


Samenhang met de Wet voorkeursrecht

Wanneer meer ruimte wordt geboden aan organische gebiedsontwikkeling en initiatieven van burgers en bedrijven is het belangrijk dat die ruimte niet leidt tot speculatief gedrag en een stijging van de grondprijzen door het meermaals doorverkopen van de grond. Het vestigen van een voorkeursrecht kan daarbij helpen, omdat het doorverkopen van de grond zonder dat dit bijdraagt aan de beoogde ontwikkeling daarmee wordt tegengegaan. Als gemeente kunnen we een zogenaamd ‘voorkeursrecht’ vestigen op gronden van anderen. Besluit een eigenaar tot verkoop, dan wordt die grond eerst aan de gemeente aangeboden. De gemeente mag de grond daardoor als eerste aankopen. Hiermee kan de gemeente waarborgen dat bepaalde gronden – bijvoorbeeld op basis van de beoogde koers van de Omgevingsvisie - een andere toekomstige functie krijgen.

De Omgevingswet biedt meerdere grondslagen om een voorkeursrecht te kunnen vestigen. Een Omgevingsvisie kan een van de vestigingsgrondslagen zijn, maar ook gedacht kan worden aan een programma of omgevingsplan of een zelfstandig besluit van de gemeenteraad op basis van ruimtelijke plannen of een voornemen hiertoe.

De Wvg vervalt zodra de Omgevingswet in werking treedt. De regels over het voorkeursrecht uit de Wet voorkeursrecht gemeenten (Wvg) gaan – via de Aanvullingswet grondeigendom - over naar de Omgevingswet in de vorm van de regeling voorkeursrecht.


Uitvoeringsagenda

In deze Omgevingsvisie hebben we op papier de koers voor Westerveld uitgezet. Maar natuurlijk willen we dat de visie straks ook in de praktijk wordt uitgevoerd. Alleen dan worden onze ambities immers werkelijkheid! Een uitvoeringsparagraaf is daarom een verplicht onderdeel van de omgevingsvisie. De gemeente moet in de uitvoeringsparagraaf aangeven op welke manier de visie wordt gerealiseerd. Hieronder hebben we een overzicht opgenomen van de projecten die in deze Omgevingsvisie worden benoemd.

Samenhang met lopende trajecten

Niet alle ambities en acties zijn nieuw. Veel van de genoemde acties en doelen worden al opgepakt en uitgevoerd vanuit lopende trajecten. De Samenlevingsagenda kan daarbij niet ongenoemd blijven. Een aantal van de hieronder genoemde acties en doelen sluit daar namelijk volledig bij aan. Zo worden in de Samenlevingsagenda aspecten benoemd als:

  • het verbeteren van de mobiliteit en bereikbaarheid;
  • het vasthouden van jongeren;
  • Westerveld als de beweegtuin van het noorden;
  • Behoud van dorpshuizen;
  • Westerveld als gezonde omgeving.

Op deze manier wordt via meerdere sporen uitwerking gegeven aan onze ambities en doelen.


 Toelichting rollen

Onze doelen en ambities kunnen we niet alleen behalen. Soms gaan onze doelen verder dan onze gemeentelijke taak, ons gemeentelijk eigendom of onze gemeentelijke bevoegdheid. Daarnaast hebben we als gemeente moeten prioriteren om een realistische uitvoeringsagenda te verkrijgen. Hierbij is gelet op de (maatschappelijke)urgentie en de mate van algemeen belang voor de gemeente. In het verleggen van rollen zien we als gemeente ook een vorm van prioritering. We nodigen externe partijen op bepaalde doelen en ambities uit om een voortrekkers rol te pakken. Op die manier beogen we om binnen eenzelfde termijn meer voor elkaar te krijgen. Dit vraagt om een nauwe samenwerking met de samenleving en stakeholders.

Realisatie door de gemeente 
Dit houdt dat in dat de gemeente primair aan zet is om het doel binnen de gestelde termijn te behalen. Dit betekent echter niet altijd in dat de gemeente dit alleen uitvoert. Op onderdelen is de gemeente afhankelijk van externe partijen. Die externe partijen kunnen bedrijven zijn, maar ook zorg- en onderwijsinstellingen, maatschappelijke partners, andere overheden en private groepen zoals bewoners(groepen) en dorpsverenigingen.

Wat de gemeente doet om deze doelen en ambities – al dan niet in gezamenlijkheid - te behalen is aangegeven in de kolom ‘rol gemeente’.

Realisatie door externe partijen/maatschappelijke initiatieven
Daar waar de regierol bij de externe partijen wordt gelegd (zie kolom ‘regie bij) neemt de gemeente geen initiërende rol, maar worden externe partijen uitgenodigd om deze rol te pakken. De gemeente zal – naar gelang de opgave – daarbij een stimulerende, ondersteunende of faciliterende rol pakken waar nodig (zie kolom ‘rol gemeente’).


Toelichting termijn

In de Uitvoeringsagenda worden verschillende termijnen genoemd: kort, middellang en lang. Deze kunnen als volgt worden geconcretiseerd:

  • Kort:                      1 tot 5 jaar
  • Middellang:          5 tot 10 jaar
  • Lang:                     langer dan 10 jaar

De Omgevingsvisie beweegt zich op meerdere schaal- en detailniveaus, van globaal tot meer concreet. Als aanvulling op de uitvoeringsagenda van paragraaf 4.7 wordt een uitnodigingskader geschept voor enkele meer concrete ruimtelijke initiatieven, waarbij we nadrukkelijk een rol voor de externe partijen zien. Als gemeente willen we daarmee ruimte bieden aan de samenleving om eigenaarschap en invulling te geven aan de fysieke leefomgeving.

Kostenverhaal

Bovenplanse verevening

Het totaal aan projecten moet er voor zorgen dat de gemeente Westerveld een goede woon-, werk-, en recreatiegemeente is en blijft. De condities en programmamogelijkheden daarvoor zijn niet voor alle projecten gelijk. Deze verschillen kunnen tot gevolg hebben dat sommige projecten een negatief planresultaat hebben, terwijl andere locaties daardoor een extra positief resultaat kunnen hebben. Door bovenplanse verevening ontstaat de mogelijkheid om tekorten op de ene locatie te verrekenen met overschotten op een andere locatie. Het is daarbij wel verplicht een fonds in te stellen (of gebruik te maken van bestaande fondsen). Zonder een Omgevingsvisie is kostenverhaal van bovenplanse kosten niet mogelijk.

De gemeente Westerveld wil, wanneer daarvoor aanleiding is, positieve en negatieve grondexploitatieresultaten tussen plannen met een duidelijk onderlinge relatie met elkaar verevenen. Verevening vindt plaats via een fonds dat gevoed wordt vanuit de plannen met een positief exploitatieresultaat.


Financiële bijdrage aan ruimtelijke ontwikkelingen

Wanneer een grondeigenaar de gemeente verzoekt om de bestemming van zijn grond te wijzigen, dan mag de gemeente haar medewerking afhankelijk stellen van de mate waarin deze eigenaar bereid is een bijdrage te leveren aan de kosten voor ruimtelijke ontwikkelingen in de gemeente. Ruimtelijke ontwikkelingen zijn bijvoorbeeld, waterberging, natuur en recreatie of de opwek van hernieuwbare energie zijn voorbeelden van ruimtelijke ontwikkelingen. De transformatie van recreatieparken naar wonen is één van de door de Omgevingswet wettelijk aangewezen activiteiten waarvoor verevening met de kosten voor een ruimtelijke ontwikkeling mag plaatsvinden.

De gemeente Westerveld gaat, mede op basis van deze Omgevingsvisie door met het doen van investeringen die bijdragen aan een algemene verbetering van de woon-, leef-, werk- en recreatieve kwaliteiten. Het betreft bijvoorbeeld investeringen gericht op:

  • de belevingskwaliteit van de woonomgeving (uitzicht, groen, water en de inrichting van de openbare ruimte);
  • de functionele kwaliteiten van de woonomgeving (parkeren, sporten, spelen, wandelen, bereikbaarheid en basisvoorzieningen);
  • de sociale kwaliteiten van de woonomgeving (sociale veiligheid, buurtcontact en het verminderen van overlast);
  • de bereikbaarheid van woningen, voorzieningen en bedrijvigheid voor inwoners, ondernemers en toeristen;
  • het imago, de uitstraling en de aantrekkelijkheid van Westerveld als recreatiegemeente, waardoor toeristen verleid worden om langer te verblijven en bestedingen te verrichten.

De gemeente wil de investeringen in de aanleg van maatschappelijke functies en de uitvoering van reconstructies in het stedelijk en landelijk gebied mede bekostigen door, op basis van vrijwilligheid en in de gevallen waarin de wet dat toe staat, een financiële bijdrage te vragen.